Ik haakte in op de vraag van TS omdat ik op dat vlak een beetje door schade en schande wijs geworden ben. Met als gevolg dat ik nu een werkeloze namaaksinus heb staan. Weggegooid geld, terwijl ik bij aanschaf dacht: daar bespaar ik me toch mooi een lieve duit mee.
Die namaaksinus voldeed aanvankelijk prima, omdat ik die kocht met in mijn achterhoofd simpele toepassingen. Een boormachientje, een slijptolletje, dat werk. Maar als je dan eenmaal 230v aan boord hebt, dienen zich tal van andere toepassingen aan, en die leiden dan al gauw tot teleurstellingen. Dan heb ik het nog niet eens over schade, maar dan blijken sommige apparaten of opladers het wél, en andere het gewoon niét te doen. Terwijl, als je het prijsverschil uitsmeert over de levensduur van de omvormer, het misschien om een paar tientjes per jaar gaat.
Verder valt me op dat E-installaties aan boord steeds vaker een kopie van het leven thuis mogelijk moeten maken. En daar hangt nou eenmaal een heel stevig prijskaartje aan.
Wat ik steeds vaker zie is dat mensen direct na het afmeren zich alleen nog even aan dek wagen om hun schoteltje te richten, om de rest van de avond binnen tv te kijken. Nu moet iedereen dat uiteraard voor zichzelf weten, maar ik kan juist genieten van het feit dat het leven aan boord totaal anders is. Misschien ben ik daarin een beetje old skool.
Niet dat ik spartaans aan het kamperen ben hoor, ik heb aan boord exact dezelfde basisvoorzieningen als thuis, alleen allemaal wat eenvoudiger en ja, ook wat beperkter soms. Maar voor mij is dat gekoppeld aan charme, onafhankelijkheid en vrijheid die het varen biedt.
Allemaal aspecten die TS moet meewegen bij wat hij van de E-installatie verwacht.
Wie vaart zit niet aan de grond.
Met schippersgroet, Guido