door Oeverloos » 24 Apr 2025, 10:31
Een tijd geleden lag de vlet in Delfzijl in jachthaven Neptunus bij de altijd aardige havenmeester Kanon.
We zijn van plan om de volgende dag, het is begin mei, naar Norderney te varen. Ik vind het altijd fijn om hier te liggen. Je hebt hier een aangename maritieme sfeer. Er is ook een havenrestaurant, de Boegschroef en een Chinees restaurant vlakbij.
De volgende ochtend, na het olie peilen, varen we het haven complex uit en steken de vaargeul over. Net buiten de betonning gaan we met de laatste ebstroom naar de ingang van de bebakende route over het wantij van de Osterems. Het weer is prima, wat wind met een zonnetje er bij. Je vaart bij laagwater dus de platen en ondiepten om je heen geven beschutting. Bij de laatste rode ton voor de ondiepte gaat het anker er uit en was het wachten op het tij. De vlakte waar we overheen gaan, valt droog. Je ziet de tonnen in het zand liggen, dus je ligt hier nog wel even. Mooi gelegenheid om het droog gerookt spek van slager Spijkerman uit Akkrum onder de vloer vandaan te halen en eieren met spek te bakken. Je ligt hier in alle rust, ver buiten de vaargeul met zandplaten om je heen. Je hoeft dus nergens op te letten. Na het eten gaan we met een kopje koffie kijken naar het eerste vloedwater. We zitten in de kuip uit de wind onder het zonnetentje en kijken over de platen. Er is eigenlijk niks te zien, ja, in de verte zie je Greetsiel, maar verder niets. Wij vinden dat mooi.
Na een paar uur haal ik het anker op en gaan we kijken hoe ver het tij is. Dat valt tegen, want ver komen we niet. Een beetje geduld dan maar, maar eerder dan je denkt zijn we weer vlot en scharrelen we het wantij over en zijn we op de Osterems waar we de tonnen volgen richting het onbewoonde eiland Memmert. Het is hier fantastisch varen. Onder het eiland gaan we een ander geultje in, de Memmertbalje.
Ondertussen hebben we beter zicht op het weer gekregen. Er komt de komende tijd een trein van lagedruk gebieden op ons af met westelijke winden. We besluiten om niet naar Norderney maar naar het eiland Juist te varen. We gaan het oostelijke geultje in, richting het eiland. Het slingert over het wad en rode open prikken veranderen in groen dichtgebonden prikken, waardoor we aan de verkeerde kant varen. Als de hekgolf je inhaalt dan weet je dat er geen water staat. Onder het eiland ligt een basalten strekdam met staken. Het is even kijken aan welke kant we moeten varen, maar uiteindelijk komt het goed en varen we tussen de goede prikken naar de haven, waar je aan stuurboord een doorgang hebt in het stalen damwand naar de nieuw aangelegde jachthaven.
Er staat een gigantisch kunstwerk bij de ingang waar je mensen in ziet staan. Het is nu rond hoogwater en we kunnen met genoeg water de jachthaven in en kiezen een plekje aan de vingers van de eerste steigers direct na de ingang. Hier blijft nog het langst water staan. De haven is namelijk mislukt. Op zich heel mooi gebouwd met super drijvende steigers en een mooie stenen pier om de haven, alleen de vloed brengt elke keer oneindige hoeveelheden slik in de haven, die dus steeds ondieper wordt. Het hele zaakje valt droog en de boten liggen schots en scheef in de slik. Je kunt er eigenlijk met goed fatsoen niet komen met je mooie jacht, dus daarom is het voor onze vlet, die wel wat gewend is, een mooie bestemming. Onwillekeurig valt je oog op het grote kunstwerk. Het is een zinkend schip dat met de boeg omhoog afborrelt. Ik weet niet of de kunstenaar het zo bedoeld heeft. Er staat een bordje op de pier “gefinancierd door de EU”.
Dit eiland is autovrij en dat betekent in Duitsland dat er géén auto’s zijn. Ik heb er maar ééntje gezien en die stond stil, want die was van de dokter. Overal paarden, en vijgen op de straten. ‘s Avonds komt een drollenwipper ze opruimen. Het hele eiland, alle straten, overal ruikt het naar paarden, vooral als je van zee komt ruik je het. Het doet denken aan vroeger in mijn jeugd.
Als de postboot aankomt, wat van het tij afhangt, zie je diepladers verschijnen met paarden voor de vaten en kratten bier, paard en wagens staan overal om de gasten van Haus Germania of zo op te halen. Precies zo als ik mij herinner van Ameland. En er rijden statige koetsjes vanaf hotel Friesenhof in het centrum met goed geklede gasten. In een oud winkeltje liggen biljetten van 100 Miljarden Mark in de etalage en in een oude bunker kun je een ijsje kopen. Die statige koetsjes leken mij wel wat en ik reserveerde telefonisch zo’n koetsje met een koetsier om over het noordstrand heen en via de wadkant weer terug over het eiland te rijden. Dat zou de schipperse leuk vinden. De volgende ochtend stond het allerlelijkste wagentje ooit met een eilander op ons te wachten.
“Heb jij dat besteld?”, klonk het. “En nou is het zeker de bedoeling dat ik daar in ga?” Voor die statige koetsjes moet je natuurlijk in hotel Friesenhof logeren. Wij in het wagentje in en rijden maar. Stap, stap, stap, man, langzaam dat het ging. Er kwam geen eind aan. We zaten de hele dag in dat verrekte wagentje. We kregen Schwartzbrot mit Schinken in een onderkomen halverwege aan de onbewoonde west kant van het eiland, omdat het paard moest uitrusten. Dit was het tempo dat bij de mensheid hoorde, eeuwenlang. Het hele begrip tijd wordt hier als een elastiek uitgerekt.
Zolang het weerbericht noordwesten wind opgeeft windkracht 7 en meer, blijven wij hier mooi liggen. Het fijne van een haven die droogvalt is dat er dus helemaal niets gebeurt, alleen met hoogwater zie je soms een bootje maar verder niks. En er is een havenrestaurant waar je Kutterscholle Büsumer Art of Finkenwerder Art kunt krijgen. Ik weet nu wel waar al die mooie dikke Noordzee schol heen gaat, die onze Urker kotters vangen. Na een dag of wat scheef te hebben gelegen in de droge jachthaven hoor ik zeggen: ” Meneer de schipper, ik weet niet wat jij doet, maar ik ga naar m’n dochter”. Het weerbericht is echt bedroevend. Elke dag keiharde noordwesten wind en er komt geen einde aan. De schipperse huurt een auto in Norddeich en vertrekt met de postboot.
Dat scheef liggen met laagwater is wel een dingetje. Als je dus eieren en spek wil bakken moet er wel wat water onder de boot staan. En de wc, daar moet je ook mee uitkijken. Ik begin te begrijpen waarom niemand hier komt.
En met de mensen die wel komen gaat het niet altijd goed. Ik heb uitzicht op de ingang van de jachthaven. Met laagwater ligt die helemaal droog. Er is een slikbankje te zien na de ingang. Geregeld gebeurt het dat een Duits zeiljachtje daar op vastloopt, omdat het al hoog water geweest is. Ze liggen dus in de haven ingang, maar liggen vast bij vallend water en kunnen de steigers niet bereiken. Mocht je denken dat Duitse mannen het altijd voor het zeggen hebben, dan zie je nu hoe het ook kan. De vrouw roept, gebaart en wijst en de schipper draait met de motor vooruit, slaat achteruit, steekt een pikhaak in de slik, blaast een rubberboot op, telefoneert, maar uiteindelijk brengen beiden de nacht door op hun zeilbootje, dat uiteindelijk toch niet blijkt om te vallen.
Ik heb de schipperse nu al een aantal weken niet gezien en heb mij prima vermaakt met strandwandelingen, het drinken van Oost-Fries Jever bier, garnalen broodjes en Kutterscholle ‘s avonds in het havenrestaurant. Daar hangt overigens een foto van een skûtsje, die midscheeps op de strekdam voor de haven balanceert. Ik ben dus niet de enige die er niks van snapt met die prikken.
Als je alleen bent eet je meestal aan de bar tussen Duitse mannen en vrouwen. Als je niet oppast nemen twee vriendinnen je mee en dat gaat natuurlijk niet. Misschien komt het omdat je een Holländer bent, want die andere mannen hadden dat niet. De hele dag op een eiland met zon, zee en zand, roept dingen op bij vrouwen die ze allang vergeten waren. Het wordt tijd dat we weer gaan varen.