door pascall » 02 Mrt 2020, 16:54
Voor de liefhebber;
29 september 1995/Nr. RV 205343
Hoofddirectie van de Waterstaat
De Minister van Verkeer en
Waterstaat,
Gelet op artikel 4A.02 van het
Binnenvaartpolitiereglement, alsmede
gelet op de artikelen 6 en 19 van het
Scheepvaartreglement voor het Kanaal
van Gent naar Terneuzen.
Besluit:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Hoofd van de Scheepvaartinspectie:
het Hoofd van de Scheepvaartinspectie
als bedoeld in artikel 10 van de
Schepenwet;
b. radarinstallatie: een radio-elektrische zendinrichting als bedoeld in de
Wet op de telecommunicatievoorzieningen voor gebruik als hulpmiddel bij
de navigatie;
c. bochtaanwijzer: een aanwijzer van
de snelheid van draaiing van een schip.
Artikel 2 Goedkeuring
1. De Minister van Verkeer en
Waterstaat verleent typegoedkeuring
van een radarinstallatie dan wel van
een bochtaanwijzer.
2. Een radarinstallatie als bedoeld in
artikel 4A.02, eerste lid, onderdeel a,
van het Binnenvaartpolitiereglement
of als bedoeld in de artikelen 6, eerste
lid, onderdeel b, en 19, zesde lid, van
het Scheepvaartreglement voor het
Kanaal van Gent naar Terneuzen, is
een radarinstallatie van een type dat
door de Minister van Verkeer en
Waterstaat is goedgekeurd volgens de
Voorschriften omtrent de minimum
eisen en de keuringsvoorwaarden voor
radarinstallaties voor de Rijnvaart.
3. Een bochtaanwijzer als bedoeld in
artikel 4A.02, eerste lid, onderdeel a,
van het Binnenvaartpolitiereglement,
of als bedoeld in artikel 19, zesde lid,
van het Scheepvaartreglement voor
het Kanaal van Gent naar Terneuzen, is
een bochtaanwijzer van een type dat
door de Minister van Verkeer en
Waterstaat is goedgekeurd volgens de
Voorschriften omtrent de minimum
eisen en de keuringsvoorwaarden voor
bochtaanwijzers voor de Rijnvaart.
Artikel 3 Bijzondere bepalingen voor
aangewezen vaarwegen
1. De vaarwegen, bedoeld in artikel
4A.02, derde en vierde lid, van het
Binnenvaartpolitiereglement, zijn:
a. de Waddenzee;
b. de havens van Termunten, van
Delfzijl, van Hefshuizen (Eemshaven)
en van Scheveningen;
c. het Noordzeekanaal, met inbegrip
van zijkanaal G tot aan de Zaansluizen,
en het IJ;
d. het IJsselmeer, met inbegrip van het
Markermeer en het IJmeer en met uitzondering van de Gouwzee;
e. de Maasmond, de Nieuwe
Waterweg, de Nieuwe Maas, het
Beerkanaal en het Calandkanaal;
f. de Noord, de Oude Maas, de
Dordtsche Kil en de daarop aansluitende vaarweg naar het Industrieen Havenschap Moerdijk;
g. de Oosterschelde;
h. het Kanaal door Zuid-Beveland;
i. de havens die met de Westerschelde
in open verbinding staan.
2. Onder de bij het eerste lid vermelde
vaarwegen zijn begrepen de daaraan
gelegen havens met de tot die havens
toegang gevende vaarwegen.
3. Op de bij het eerste lid vermelde
vaarwegen, respektievelijk op het
Kanaal van Gent naar Terneuzen, met
inbegrip van de buitenvoorhavens te
Terneuzen, is de in dat lid, respektievelijk in artikel 19, zesde lid, van het
Scheepvaartreglement voor het Kanaal
van Gent naar Terneuzen, bedoelde
radarinstallatie:
a. voor elk schip: een radarinstallatie
van een type als bedoeld in artikel 2,
tweede lid, of
b. voor een zeeschip: een radarinstallatie van een type, dat door het Hoofd
van de Scheepvaartinspectie is goedgekeurd:
1e. volgens de keuringseisen voor
radarinstallaties voor de zeevaart
gesteld ingevolge artikel 95a van het
Schepenbesluit 1965;
2e. volgens de keuringseisen voor
radarinstallaties, zoals vermeld in de
door de Internationale Maritieme
Organisatie aangenomen resoluties
A.222 (VII) van 12 oktober 1971, A.278
(VIII) van 20 november 1973, A.422 (XI)
van 14 januari 1980, A.477 (XII) van 19
november 1981 en A.574 (XIV) van 20
januari 1986;
c. voor een klein schip dat niet wordt
gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen:
een radarinstallatie van een type, dat
door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie is goedgekeurd volgens
de door de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post uitgegeven specificatie van typekeuringseisen voor radarinstallaties op pleziervaartuigen, KSR
142, van oktober 1985.
4. Op de in het eerste lid vermelde
vaarwegen en op het Kanaal van Gent
naar Terneuzen, met inbegrip van de
buitenvoorhavens te Terneuzen,
mogen zeeschepen in plaats van met
een bochtaanwijzer zoals bedoeld in
artikel 2, derde lid, zijn uitgerust met
een ander daartoe bruikbaar middel.
5. Met een zeeschip worden gelijkgesteld een reddingsvaartuig, een vissersschip en een klein schip dat niet wordt
gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen, zomede een door het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie aangewezen
schip.
6. Met een klein schip dat niet wordt
gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen worden gelijkgesteld een reddingsvaartuig
en een vissersschip, zomede een door
het Hoofd van de Scheepvaartinspectie
aangewezen schip.
Artikel 4 Veerponten
1. Voor veerponten, die zijn ingericht
om in twee richtingen te kunnen
varen, geldt als keuringseis, bedoeld in
artikel 2, tweede lid, dat de koerslijn
zich voortdurend over de gehele diameter van het scherm van 000 - 180
graden aftekent. Voor deze veerponten is een middelpuntsverschuiving
niet vereist.
2. Niet vrijvarende veerponten mogen
zijn uitgerust met een radarinstallatie
als bedoeld in artikel 3, derde lid,
onderdelen b en c.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 190 / pag. 9 1
Regeling radarinstallaties en bochtaanwijzers 1995
VW
Artikel 5 Overgangstermijn
Een radarinstallatie of een bochtaanwijzer van een type dat volgens de
Beschikking vaartuigen met radar
(Stcrt. 1980, 209) en het Besluit schepen met Marifoon en Radar (Stcrt.
1984, 75) is goedgekeurd, wordt
geacht te zijn goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 2, tweede en
derde lid, van deze regeling bedoelde
voorschriften tot 1 januari 2000.
Artikel 6 Eenmansstuurstelling
De stuurstelling van een schip die
zodanig is ingericht dat het voeren van
het schip op radar door één persoon
kan geschieden, moet voldoen aan de
voorschriften die zijn vermeld in de bij
deze regeling behorende bijlage.
Slotbepalingen
Artikel 7
De Regeling radarinstallaties en bochtaanwijzers 1992, van 17 januari 1992,
nr. RVR 113371 (Stcrt. 1992, 26), wordt
ingetrokken.
Artikel 8
Deze regeling kan worden aangehaald
als: Regeling radarinstallaties en bochtaanwijzers 1995.
Artikel 9
Deze regeling treedt in werking met
ingang van 1 oktober 1995.
Deze regeling met de daarbij behorende bijlage zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Verkeer en
Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.
Bijlage
De stuurstelling van een schip die
zodanig is ingericht, dat het voeren
van het schip op radar door één persoon kan geschieden, moet voldoen
aan de volgende voorschriften:
I Algemene bepalingen
1. De stuurhut moeten zodanig zijn
ingericht dat de roerganger zijn werkzaamheden tijdens de vaart zittend
kan verrichten.
2. Alle voor het voeren van het schip
noodzakelijke signalerings- en controle-instrumenten en de bedieningsapparatuur moeten zodanig zijn gerangschikt dat de roerganger ze tijdens de
vaart gemakkelijk kan observeren en
bedienen zonder daarbij zijn plaats te
hoeven verlaten en zonder het radarbeeld uit het oog te verliezen.
3. Controle-instrumenten moeten
gemakkelijk kunnen worden afgelezen; zij moeten traploos regelbaar
kunnen worden verlicht. Lichtbronnen
mogen niet storen of de zichtbaarheid
van de controle-instrumenten beïnvloeden.
II Installaties voor het besturen van
het schip
1. De bediening en de controle van de
voortstuwingsmotoren en van de
stuurinrichtingen moet vanaf de stuurstelling mogelijk zijn.
2. De bediening van elke voortstuwingsmotor moet kunnen geschieden
door één enkele hefboom. De hefboom moet volgens een cirkelboog,
welke zich bevindt in een verticaal
vlak, dat nagenoeg evenwijdig is aan
de lengte-as van het schip, kunnen
worden bewogen. Het verplaatsen van
deze hefboom in de richting van het
voorschip moet het schip vooruit doen
varen, terwijl verplaatsing van de hefboom in de richting van het achterschip het schip achteruit doet varen.
Aan weerszijde van de stopstand van
de hefboom vindt het koppelen of
omkeren plaats. In de vrijstand moet
de hefboom vanzelf blijven staan.
3. De richting van de door de aandrijving op het schip werkende voortstuwingskracht alsmede het toerental
van de schroeven of voortstuwingsmotoren moet worden aangegeven.
4. Het roer van het schip moet worden
bediend door middel van een hefboom. Deze hefboom moet gemakkelijk met de hand bediend kunnen worden, en de hoek tussen de hefboom en
de lengte-as van het schip moet overeenkomen met de afwijking van de
roerbladen ten opzichte van de as van
het schip. De hefboom moet in onverschillig welke positie kunnen worden
losgelaten, zonder dat dan de stand
van de roerbladen verandert. De middenstand van de hefboom moet duidelijk voelbaar zijn.
5. Wanneer het schip is voorzien van
koproeren of bijzondere roeren (b.v.
voor achteruitvaren), moeten deze
door speciale hefbomen kunnen worden bediend, die aan de in het vierde
lid genoemde toepasselijke eisen voldoen.
Dit geldt ook wanneer bij samenstellen
de roerinrichtingen van andere schepen dan het voor het voeren van het
samenstel gebruikte schip worden
gebruikt.
III Bediening en controle van navigatielichten, lichtseinen en geluidsseinen
1. Ter controle van de navigatielichten
en de lichtseinen moeten controlelampen in de stuurstelling zijn ingebouwd.
De schakelaars van de navigatielichten
moeten in of vlakbij de daarbij behorende controlelampen zijn aangebracht en daar duidelijk bij behoren.
De groepering en de kleur van de controlelampen van de navigatielichten en
de lichtseinen moet overeenkomen
met de werkelijke opstelling en de
kleur van de ingeschakelde navigatielichten en lichtseinen.
Het niet-functioneren van een navigatielicht of lichtsein moet het uitgaan
van de overeenkomstige controlelamp
tot gevolg hebben, dan wel op andere
wijze door de betreffende controlelamp worden aangegeven.
2. De bediening van de geluidsseinen
dient met de voet te kunnen geschieden. Dit geldt niet voor het ’blijf weg’-
sein.
IV Radarinstallatie en bochtaanwijzer
Het radarscherm mag niet buiten de
blikrichting van de roerganger vallen.
Het radarbeeld moet zonder kap of
scherm, ongeacht de buiten de stuurhut heersende verlichtingsomstandigheden, duidelijk zichtbaar zijn. De
bochtaanwijzer moet direct boven of
onder het radarbeeld zijn geplaatst of
hierin zijn geïntegreerd.
V Marifooninstallatie
1. Op schepen moet voor het schip–
schipverkeer en de nautische informatie het luisteren door een luidspreker en het spreken door een vast opgestelde microfoon geschieden. Het
overschakelen van luisteren naar spreken moet door middel van drukknoppen geschieden. In geen geval mag de
microfoon van dit verkeer voor verbindingen van het openbaar verkeer kunnen worden gebruikt.
2. Wanneer een schip is uitgerust met
een marifooninstallatie bestemd voor
het openbaar verkeer, moet de ontvangst daarvan vanaf de zitplaats van
de roerganger mogelijk zijn.
VI Interne speekverbinding aan boord
Aan boord van schepen moet een
interne spreekverbinding aanwezig
zijn.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 190 / pag. 9 2
Vanaf de stuurstelling moeten de vol
-
gende spreekverbindingen tot stand
kunnen worden gebracht:
a. met het voorschip van het schip of
het samenstel;
b. met het achterschip van het schip of
het achterste gedeelte van het samen
-
stel, indien geen directe communicatie
daarmee vanaf de stuurstelling moge
-
lijk is;
c. met het verblijf of de verblijven van
de bemanning;
d. met de hut van de schipper.
Op alle punten van deze spreekverbin
-
ding dient het luisteren door luidspre
-
kers en het spreken door vast opgestel
-
de microfoons te kunnen geschieden.
Met het voorschip en het achterschip
van het schip of van het samenstel is
een marifoonverbinding toegestaan.
VII Alarminstallatie
De roerganger moet een schakelaar
’AAN/UIT’ voor de bediening van het
alarmsein binnen zijn bereik hebben.
Voor dit sein mag geen schakelaar
worden gebruikt die, wanneer men
hem loslaat, automatisch in de stand
’UIT’ kan terugspringen.
VIII Installatie voor het bedienen van
hekankers
Op schepen en samenstellen, waarvan
de lengte meer dan 86 m of de breedte
meer dan 22,90 m bedraagt, moet de
roerganger de hekankers vanaf zijn
plaats kunnen presenteren.
Behoort bij de regeling van de Minister
van Verkeer en Waterstaat van 29 sep
-
tember 1995 Nr. RV 205343
Mvg,
Pascal.